Weer aan het werk
Vanaf de eerste onderzoeken in juli 2004 heb ik
niet meer gewerkt. Ik werd uiteindelijk pas twee maanden later geopereerd, maar
die maanden vielen precies samen met het zomerreces van de Tweede Kamer, waar
ik werk. Dat viel niet mee; tijdens het wekenlange wachten op uitslagen en
operatiedata was het een stuk prettiger geweest als ik afleiding in mijn werk
had kunnen vinden.
Tijdens mijn afwezigheid houd ik vrij nauw contact met mijn teamleider, die een paar jaar geleden kanker heeft gehad en begrijpt waar ik doorheen ga. Hij is ook de contactpersoon voor mijn meer dan 50 directe collega’s. De afspraak is dat mijn teamleider de enige is die mij belt. Zelf ben ik er vaak niet aan toe om de telefoon aan te nemen, en ik wil het mijn vriend niet aandoen om naast alle familie en vrienden ook nog eens mijn collega’s te woord te moeten staan. Collega’s kunnen wel mailen of kaartjes sturen. Dat doen ze dan ook in groten getale. Zeker in de periodes dat ik volledig aan huis gekluisterd ben, is het erg prettig om post te ontvangen.
Met de bedrijfsarts heb ik vanaf mijn diagnose
ongeveer eens in de 8 weken telefonisch contact. Het lijkt haar goed om op de
hoogte te blijven van mijn ziekteverloop. Vanaf december vraag ik om een
reďntegratieplan dat eind maart moet ingaan. Op 11 maart zullen de bestralingen
namelijk tot het verleden behoren zodat ik niet meer dagelijks naar het
ziekenhuis hoef. De bedrijfsarts weigert echter om het onderwerp te bespreken
voordat de behandelingen achter de rug zijn. Als ik begin maart een afspraak
wil maken, kan ik pas op 7 april terecht. Ik maak mijn ongenoegen kenbaar, maar
de bedrijfsarts en mijn teamleider begrijpen niet waarom ik zo veel haast heb
om weer aan de slag te gaan. Maar ik heb al meer dan acht maanden niet gewerkt.
Ik wil ontzettend graag ergens zijn waar ik geen patiënt ben, weer deelnemen
aan het normale leven, even niet meer aan de kanker denken.
Ik mag in de tussentijd op arbeidstherapeutische
basis aan de slag. Maar er is maar steeds geen computer voor mij beschikbaar,
terwijl mijn werk niet zonder computer te doen is. Mijn pc is in gebruik bij
mensen die zijn ingehuurd om de drukte op te vangen en die, zoals mijn
teamleider eraan toevoegt, wel productief zijn en ik nog niet. Niet echt leuk
om te horen; daarnaast kan ik me niet voorstellen dat de automatiseringsdienst
niet op korte termijn een computer voor mij kan regelen. Ik voel me niet
serieus genomen: vanaf december heb ik het al over een reďntegratie in maart.
Uiteindelijk kan ik iets eerder bij de bedrijfsarts terecht zodat ik begin
april 2005 toch kan beginnen met opbouwen.
Ik begin met negen uur per week, verdeeld over
twee middagen. Het werk zelf gaat me eigenlijk direct weer goed af. Het forensen
is pas echt vermoeiend. De acht maanden ervoor was ik voornamelijk thuis en in
het ziekenhuis geweest. Het is overweldigend om nu opeens in drukke treinen te
zitten en op hectische stations rond te lopen. De eerste weken kan ik me niet
voorstellen dat ik me ooit weer zo zal haasten als al die rondkrioelende
mensen, of dat ik ooit weer zal rennen om een trein te halen. Op het werk tonen
de meeste collega’s zich betrokken. Heel fijn, maar ook vermoeiend om de hele
dag mensen om me heen te hebben, om vragen te moeten beantwoorden over mijn
ziekte, om constant te horen hoe goed het korte haar me wel niet staat. In het
hele gebouw word ik aangesproken door mensen die ik soms niet eens ken, maar
die wel blijken te weten dat ik ziek ben geweest. Ook zij hebben vaak van alles
te zeggen over mijn kapsel en over mijn nieuwe, superslanke figuur. Zelfs de
voorzitter van de Tweede Kamer roept mij middenin de vergadering bij zich om
mij veel succes te wensen na mijn ziekte.
Langzaam maar zeker bouw ik mijn uren op. Het
wordt steeds normaler om naar mijn werk te gaan. Ik begin me zelfs weer druk te
maken over de dagelijkse gebeurtenissen en ga weer meeroddelen met collega's,
tekenen dat ik mijn draai weer gevonden heb. Eind juni zit ik op 32 uur per
week, van de 36 uur die ik volgens mijn contract moet werken. Eind juni breekt
ook het zomerreces van de Tweede Kamer aan, dat acht weken duurt. Met de
bedrijfsarts spreek ik af dat ik per 1 juli 2005 volledig beter word gemeld.
Dat betekent dat ik net binnen een jaar na mijn eerste ziekmelding weer
hersteld ben, zodat ik geen problemen krijg met de uitkeringsinstanties. In het
tweede ziektejaar verandert er namelijk weer van alles en ik heb geen zin in
alle administratieve rompslomp. Effectief gezien komt het er op neer dat ik per
1 september 2005, een jaar na mijn operatie, weer fulltime aan het werk ga.
Ik heb dit net allemaal geregeld als ik in juni
2005 te horen krijg dat ik aanmerking kom voor Herceptin, een nieuw medicijn
dat helemaal is toegespitst op mijn specifieke vorm van kanker. Het is wel een
belastende kuur: ik moet een jaar lang elke drie weken naar het ziekenhuis om
het middel per infuus toegediend te krijgen en moet veelvuldig belastende
onderzoeken ondergaan. Ik besluit om me ondanks deze nieuwe omstandigheden toch
voor 100% te laten goedkeuren. Als het niet gaat, dan kan ik altijd nog een
stapje terug doen. Gelukkig geeft mijn werkgever mij op dit vlak alle ruimte.
Elke drie weken word ik op donderdag helemaal uitgeroosterd om naar het
ziekenhuis te kunnen gaan. Het is de bedoeling dat ik die uren op andere dagen
compenseer, maar in de praktijk wordt hier heel soepel mee omgegaan. Heel fijn
dat er zo rekening met mij wordt gehouden. Zelf stel ik me ook proactief op
door de andere ziekenhuisafspraken (controles, onderzoeken) zo veel mogelijk
buiten werktijd in te plannen.
Door de Herceptin-kuur moet ik een forse stap
terugdoen in mijn herstelproces, maar het lukt me gelukkig toch om het werk vol
te houden. Hierbij speelt mee dat mijn werk erg onvoorspelbaar is. Ik werk als
de Tweede Kamer vergadert. Als dat niet het geval is, is er geen werk voor mij.
Soms draai ik dus meer uren dan de 36 uur die ik volgens contract moet werken,
maar meestal komt het erop neer dat ik juist minder hoef te werken. Wat ook
scheelt, is dat ik elke vrijdag een thuiswerkdag heb. Daarnaast vindt mijn werk
voornamelijk in de middag en avond plaats, zodat ik een paar keer per week kan
uitslapen. Hierdoor is het doorgaans prima vol te houden.
Wel word ik bij mijn werk soms gehinderd door de stemmingswisselingen, een bijwerking van de hormoonkuur en de Herceptin. Mijn emoties liggen veel meer aan de oppervlakte dan normaal en het is dan ook heel moeilijk om ze in te slikken. Dat leidt helaas nogal eens tot botsingen met mijn leidinggevenden. Zo heb ik op een gegeven moment in een vlaag van irritatie de deur dichtgesmeten in het gezicht van mijn diensthoofd. Maar gelukkig lijdt de kwaliteit van mijn werk hier niet onder. In maart 2006 word ik zelfs gepromoveerd naar een hogere schaal! Een geweldige opsteker na alle ellende.