De
chemokuur
Op 7 oktober krijg ik de
eerste chemokuur. In de periode tot 8 december krijg ik om de drie weken 4
AC-kuren toegediend. Ze vallen me zwaar. Bij de eerste kuur slik ik te veel
antimisselijkheidsmedicijn en raak volledig verstopt. Tegen de verstopping moet
ik een klysma gebruiken en elke paar uur een laxerend middel in poedervorm in
water oplossen en opdrinken. Desalniettemin ben ik misselijk en moet ik braken.
De eerste week na het
toedienen voel ik me het ziekst. Ik word elke ochtend om vier uur, half vijf
wakker van de misselijkheid. Ik merk dat het belangrijk is om dan iets in mijn
maag te hebben, zoals wat knäckebröd en een kopje kruidenthee, maar het lukt me
niet altijd om wat binnen te houden. Ik ben heel gevoelig voor voedselgeuren.
Heel veel voedsel staat me tegen, terwijl ik van andere dingen geen genoeg kan
krijgen (mandarijnen, rambol, dubbeldrank, ragoût). Ik moet erg op hygiëne
letten: de chemokuur is zo giftig dat het zelfs in de vorm van urine,
ontlasting of braaksel gevaarlijk kan zijn voor anderen. Elke keer als ik het
toilet gebruik moet ik in de weer met hygiënische doekjes en
ontsmettingsmiddelen. Ik moet doortrekken met het deksel naar beneden en daarna
nog een keer doortrekken. Geen prettig idee dat dit gif mij rechtstreeks in
mijn aderen wordt toegediend. Ook de moeheid is het ergste in de eerste week.
Deze moeheid is nergens mee te vergelijken. Uitgeput tot op het bot. In de
tweede week ben ik minder misselijk, maar mijn weerstand is dan op zijn laagst
dus mag ik niet te veel onder de mensen komen. Ik heb daar ook niet veel
behoefte aan. Ik heb weinig energie en ben het liefste alleen of met mijn
vriend. In de derde week van elke kuur zet de stijgende lijn zich voort, maar
dan dient de volgende ronde zich weer bijna aan. Het is een slopende cyclus.
Ik doe mee aan een wetenschappelijk onderzoek naar eventuele
verzwakking van de hartspier door de chemokuur. Daarvoor moeten bij elke kuur
zes extra buisjes bloed worden afgenomen. Ook krijg ik een echo van het hart en
worden er hartfilmpjes gemaakt. De eerste 24 uur na de chemokuur moet ik al
mijn urine opvangen in zogeheten bokalen. De volgende dag word ik met de
urinebokalen per taxi naar het onderzoekscentrum gebracht: weer zes buisjes
bloed afnemen, bloeddruk opnemen, hartfilmpjes maken en een vragenlijst
invullen.
Op 20 oktober is het tijd
voor de tondeuse. Mijn hoofdhuid doet pijn en jeukt. Elke keer als ik met mijn
hand door mijn haar ga laten er tientallen haren los. Ik ben er constant mee
bezig. Mijn vriend neemt de tondeuse ten hand. Pluk voor pluk valt het haar op
de grond. We laten een paar millimeter zitten. Na het scheren blijkt dat ik een
mooi gevormde schedel heb. Toch valt het me absoluut niet mee hoe ik er uitzie.
Ik heb besloten om geen pruik te nemen. Het voelt niet goed. Ik red me met
gebreide mutsjes (het seizoen zit mee) en buffs. Aan het einde van de kuren
laten ook mijn wenkbrauwen grotendeels los.
De laatste twee chemokuren
zijn het ergst: één groot zwart gat. Lichamelijk en geestelijk ben ik aan het
einde van mijn Latijn. Gelukkig vind ik op internet een site voor jonge vrouwen
met borstkanker, de Amazones, waar ook
een actief forum bij hoort.
Eindelijk tref ik leeftijdgenoten die soortgelijke dingen meemaken. De
herkenning is groot. Op een andere site vind ik een gedicht dat mijn gevoelens goed weergeeft.
Ondertussen heb ik sterke
twijfels over de hormoontherapie. Niet alleen mijn kinderwens speelt daarbij
een rol. Twee jaar lijkt mij zo'n lange tijd. De andere mogelijke bijwerkingen
houden me ook bezig. Uiteindelijk besluit ik, na me goed geïnformeerd te
hebben, er toch mee te beginnen.